stuken
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stu·ken
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
stuken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stuken |
stuukte |
gestuukt |
zwak -t | volledig |
- een muur of plafond met pleister afwerken en gladmaken; het aanbrengen van stucwerk
- Arno: 'Dat is eigenlijk vooral om praktische redenen. Ik heb veel gebouwd en heb een hekel gekregen aan het stuken, het stof en de smerigheid die bij veel andere materialen komen kijken. Hout ruikt lekker en je hoeft niet na te denken over de kleur. Wel hebben we de buitenkant van het huis donker geverfd. Dat was achteraf niet zo handig, want dat moeten we wel weer een keer gaan bijwerken.'[1]
- Ditmaal bespraken mijn collega en ik het stuken van de keuken. „Hoe laat je dat doen?”, vroeg ik nadat we het over de keus van de stukadoor hadden gehad. „Zwart?” „Nee, wit”,[2]
Schrijfwijzen
Gangbaarheid
- Het woord stuken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stuken" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
24 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Volkskrant Elselotte Smink 23 september 2017
- ↑ NRC Rudolph Mengelberg 19 augustus 2013
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Werkwoord in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 65 %
- Prevalentie Vlaanderen 24 %