studiegenoten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stu·die·ge·no·ten

Zelfstandig naamwoord

de studiegenotenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord studiegenoot
     Twee weken lang trok ze samen met studiegenoten en een berggids door de Alpen.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia