stuclopers

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stuc·lo·pers
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de stuclopersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord stucloper
     Drie verhuisdozen van bruin karton, op elkaar gestapeld, als een eenzame installatie tussen stuclopers, ladders, verfblikken en gereedschappen.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 13 mei 2023 Weblink bron
    Maria Adolfsson
    “Rennen of sterven” (2022), Luitingh-Sijthoff B.V., Amsterdam, ISBN 9789024597567, hfst. 27