structureel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • struc·tu·reel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘de structuur betreffend’ voor het eerst aangetroffen in 1946 [1]
  • afgeleid van structuur met het achtervoegsel -eel [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen structureel structureler structureelst
verbogen structurele structurelere structureelste
partitief structureels structurelers -

Bijvoeglijk naamwoord

structureel

  1. met betrekking tot de opbouw van een geheel
  2. blijvend, niet-tijdelijk (bij financiën: het uiteindelijke periodieke bedrag)
    • De wet Hillen wordt vanaf 2019 in 20 jaar afgeschaft. Dit is een lastenverzwaring van 0,1 mld euro in 2021 en 1,1 mld euro structureel.  
     Zou het mogelijk zijn om deze trails een structureel onderdeel van mijn leven te maken in plaats van een sabbatical om de tig jaar? Het idee alleen al om mijn werk wat regelmatiger te kunnen afwisselen met een wandeling in de natuur gaf me rust.[3]
     "Bij institutioneel racisme gaat het typisch om ingebakken, structurele mechanismen", voegt Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR) Rabin Baldewsingh toe.[4]
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. "structureel" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. structureel op website: Etymologiebank.nl
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 29 juni 2022 Weblink bron “Dit wordt bedoeld met 'institutioneel racisme' (en zo pak je het aan)” (29 juni 2022), NU.nl
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be