strompelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • strom·pelt

Werkwoord

vervoeging van
strompelen

strompelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van strompelen
    • Jij strompelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van strompelen
    • Hij strompelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van strompelen
    • Strompelt! 
     Er wordt sterk aangeraden de emmer minstens 25 meter van je tent te plaatsen zodat een eventuele beer niet je tent in strompelt op zoek naar eten.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia