strijkplank

Uit WikiWoordenboek
Strijkplanken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • strijk·plank
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord strijkplank strijkplanken
verkleinwoord strijkplankje strijkplankjes

Zelfstandig naamwoord

strijkplank v/m

  1. (huishouden) een plankvormig voorwerp, gewoonlijk op een inklapbaar onderstel, bedoeld als ondergrond waarop kleding gestreken kan worden
    • Ik zal even de strijkplank pakken. 
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be