strijkel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- strij·kel
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van strijken met het achtervoegsel -sel[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | strijkel | strijkels |
verkleinwoord | strijkeltje | strijkeltjes |
Zelfstandig naamwoord
de strijkel m
- stok waarmee men een maat meel of graan kan afstrijken
- stok waarmee men een zeis kan scherpen
Synoniemen
- [2] strekel
Gangbaarheid
- Het woord 'strijkel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "strijkel" herkend door:
18 % | van de Nederlanders; |
13 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be