streven

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stre·ven
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zich beijveren’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1276 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
streven
streefde
gestreefd
zwak -d volledig

Werkwoord

streven

  1. inergatief een doel willen bereiken
    • Wij streven naar verbetering van ons eigen record. 
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Anagrammen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord streven -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het streveno

  1. het willen bereiken van een doel
    • Zijn streven naar aanzien kwam hem duur te staan. 
     1 dollar voor elke kilometer die ik liep leek me een mooi streven, in de hoop zo 4.286 dollar op te halen.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen