strengheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • streng·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord strengheid strengheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

strengheid v [1]

  1. het strak toepassen van regels
     Maar terwijl de graaf, die zich meer en meer liet gaan, de toeschouwers geboeid hield met zijn onverwacht sierlijke passen en zijn lichtvoetigheid, maakte Marja Dmitrijevna niet minder indruk door de uiterst geringe inspanning bij het bewegen van haar schouders of het ronddraaien van haar armen en het stampen met haar voet, een optreden dat iedereen, gezien haar gezetheid en haar gebruikelijke gestrengheid, zeer waardeerde.[2]
     Gevraagd naar zijn eerdere strengheid over Zuid-Europese schulden, reageerde Hoekstra: "Dan hebben we het over staatsschulden die ver boven de 100 procent zijn. U heeft mij nooit horen mekkeren, tegen wie dan ook, over 60, 70, 80, 90 procent." Hij stelt dat veel Europese landen niet alleen een hoge staatsschuld hebben, maar ook verder hun zaken economisch niet op orde hebben.[3]
  2. iets wat past bij het strak toepassen van regels
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot op Wikipedia, ISBN 9789028251151
  3. Bronlink geraadpleegd op 16 januari 2022 Weblink bron “Hoekstra verwijt linkse partijen 'Griekse taferelen' met oplopen staatsschuld” (02-03-2021), NOS