strandlaken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

strandlaken
Uitspraak
Woordafbreking
  • strand·la·ken
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord strandlaken strandlakens
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het strandlakeno

  1. grote badhanddoek die groot genoeg is om languit op te liggen
     Ze klauteren het dijkje op en zoeken een paar platte keien waar ze hun badlakens over uitspreiden.[1]
     Een tandenborstel, bikini en een strandlaken. Dingen die bijna iedereen op zijn vakantiechecklist heeft staan. Daar kan tegenwoordig ook een fotograaf aan toegevoegd worden, want in de VS blijken jonge gezinnen hun Facebookfoto's zo belangrijk te vinden dat ze iemand inhuren om die voor ze te maken.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  2. Bronlink geraadpleegd op 11 januari 2022 Weblink bron “Ik ga op vakantie en neem mee: een Facebookfotograaf” (23-07-2012), NOS