strandjutter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

strandjutter in actie
Uitspraak
Woordafbreking
  • strand·jut·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord strandjutter strandjutters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de strandjutterm [2]

  1. (beroep) iemand die aangespoelde voorwerpen van het stand haalt (/steelt)
    • Perry’s talenten zijn talrijk: ze doet geweldige dingen met haar alwetende verteller, ze heeft een vurig kloppend hart voor de natuur in Essex en schrijft met bezieling over het water, de mist, de strandjutters. Het verhaal heeft vaart, maar tegelijk neemt Perry de tijd om te vertellen.[3] 
    • Norman MacDonald, een strandjutter uit West Mabou, aan de Oostkust van Canada, vond de fles met de opmerkelijke inhoud: de as van een overleden man, 25 Canadese dollar en een briefje dat door een van zijn kinderen is geschreven.[4] 
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen