strafworp
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- straf·worp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | strafworp | strafworpen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de strafworp m
- (sport) een vrije worp op korte afstand van het doel als straf voor een gepleegde overtreding aan de tegenstander gegeven
- Kwik kwam al in de eerste aanval tot scoren via een strafworp en de toon was gezet. Beide teams hielden elkaar in bedwang en zo stond het 3-3 na een goede 10 minuten wedstrijd.[3]
- ZPB uit Barendrecht kon alleen in de openingsperiode nog een beetje weerstand bieden. Maar ook daarin nam Het Ravijn al het voortouw: 3-1. In het vervolg scoorde de thuisploeg veel strafworpen en vanaf de midvoorpositie. Lieke Klaassen nam het voortouw met vier doelpunten, maar ook vijf andere speelsters wisten het net te vinden.[4]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord strafworp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "strafworp" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ strafworp op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 28/MEI/2017
- ↑ Tubantia 04-NOVEMBER-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %