straften af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • straf·ten af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afstraffen

straften af

  1. meervoud verleden tijd van afstraffen
    • Wij straften af. 
    • Jullie straften af. 
    • Zij straften af. 


Gangbaarheid