straffeloosheid
Uiterlijk
- straf·fe·loos·heid
- afgeleid van straffeloos met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | straffeloosheid | straffeloosheden |
verkleinwoord |
de straffeloosheid v
- het straffeloos zijn
- De straffeloosheid die heerste in het wilde westen zorgde ervoor dat iedereen een wapen moest dragen.
- Het woord straffeloosheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.