straalde uit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- straal·de uit
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitstralen |
straalde uit
- enkelvoud verleden tijd van uitstralen
- Ik straalde uit.
- Jij straalde uit.
- Hij, zij, het straalde uit.
- Ik straalde uit.
- ▸ Ze straalde een enorme rust uit en ik voelde me totaal niet bedreigd.[1]
Gangbaarheid
- Het woord straalde uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers