stormbui

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • storm·bui
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stormbui stormbuien
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de stormbuiv / m

  1. een kortdurende heftige regenbui met harde wind
    • Tijdens een stormbui is woensdagavond een boom op De Brink in Den Ham omgewaaid. Hij kwam op de weg terecht en deels op het pand van Waanders Rijwielen.[2] 
    • Heerema mailt dat hij gebruik heeft gemaakt van goed weer om broodnodige reparaties uit te voeren, waardoor hij langzamer heeft gevaren. Hij heeft in de afgelopen week al meerdere stormbuien te verduren gehad. Dinsdag kreeg hij er een met windkracht negen over zich heen. Omdat een roerblad uit zichzelf omhoog klapte (wat alleen bij een aanvaring met een UFO mag gebeuren), raakte zijn boot onbestuurbaar en was hij gedwongen die stil te leggen.[3] 
    • Terwijl het hele weekend fantastisch weer is met hoge temperaturen trekken bij het langverwachte concert van Stevie Wonder de wolken samen voor een tropische stormbui. In een mum van tijd verandert de renbaan in een modderpoel waarin honderden mensen voor het grote podium van Wonder kronkelen als regenwormen.[4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia 23-MEI-2012
  3. Volkskrant Michiel Kruijt 8 december 2016,
  4. NRC Amanda Kuyper 28 juni 2008
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be