stoofhout
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stoof·hout
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stoofhout | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het stoofhout o
- hout om een kachel aan te steken
- Vader Van Paemel kapte stoofhout terwijl zijn zoon samen met de Socialisten op de barrikaden aan het vechten was tegen de gendarmen. [1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord stoofhout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Uit: Cyriel Buysse "Het gezin Van Paemel"