stond tegen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stond te·gen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
tegenstaan

stond tegen

  1. enkelvoud verleden tijd van tegenstaan
    • Ik stond tegen. 
    • Jij stond tegen. 
    • Hij, zij, het stond tegen. 


Gangbaarheid