stomkop
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stom·kop
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van stom en kop [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stomkop | stomkoppen |
verkleinwoord | stomkopje | stomkopjes |
Zelfstandig naamwoord
stomkop m
- (scheldwoord) een dom of onachtzaam persoon
- Wat heeft die stomkop nou weer uitgehaald!
- ▸ Aanvankelijk leek het merkwaardig dat hij er niet van wist, het was tenslotte een typische Sâpozaak die intern gecommuniceerd had moeten worden, begrijpen die stomkoppen van het open werk dat niet? Jawel, dat hadden ze zeker begrepen.[2]
Gangbaarheid
- Het woord stomkop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "stomkop" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ stomkop op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044645149
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be