stomkop

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stom·kop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stomkop stomkoppen
verkleinwoord stomkopje stomkopjes

Zelfstandig naamwoord

de stomkopm

  1. (scheldwoord) een dom of onachtzaam persoon
    • Wat heeft die stomkop nou weer uitgehaald! 
     Aanvankelijk leek het merkwaardig dat hij er niet van wist, het was tenslotte een typische Sâpozaak die intern gecommuniceerd had moeten worden, begrijpen die stomkoppen van het open werk dat niet? Jawel, dat hadden ze zeker begrepen.[2]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. stomkop op website: Etymologiebank.nl
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044645149
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be