stokdoof

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stok·doof
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen stokdoof
verbogen stokdove
partitief stokdoofs

Bijvoeglijk naamwoord

stokdoof

  1. heel erg slecht kunnen horen
    • De stokdove oude man sprak bijna geen woord meer. 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen