stofhagel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stof·ha·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stofhagel
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de stofhagelm

  1. zeer fijne hagel
    • Daar stond ik in het donker, aan de kade, met de weekendtas in de hand. Aan de vooravond van de Ronde van Vlaanderen. Een half uur eerder had de autoradio nog gemeld dat de renners zondagmiddag verrast konden worden door stofhagel (Wilfried de Jong NRC 7 april 2008). 

Gangbaarheid

58 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be