stoep
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stoep
Woordherkomst en -opbouw
Overerving en ontlening
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stoep | stoepen |
verkleinwoord | stoepje | stoepjes |
Zelfstandig naamwoord
- meestal stenen verhoging bij de ingang van een woning
- Zij was de stoep aan het boenen.
- (verkeer) vaak verhoogd onderdeel van een weg bedoeld voor voetgangers
- De stoep was onbegaanbaar vanwege de vele losliggende tegels.
- Jaap loopt op de stoep.
Synoniemen
Anagrammen
Uitdrukkingen en gezegden
- op de stoep staan
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- stoepband, stoepen, stoepenschijter, stoephoer, stoepier, stoepkrijt, stoeppaal, stoeprand, stoeptegel, stoepzuiger
Vertalingen
2. trottoir
op de stoep staan
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
stoepen |
stoep
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stoepen
- Ik stoep.
- gebiedende wijs van stoepen
- Stoep!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stoepen
- Stoep je?
Gangbaarheid
- Het woord stoep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "stoep" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "stoep" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ stoep op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Verkeer in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %