stoa

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

[2] stoa
Uitspraak
Woordafbreking
  • stoa
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Grieks [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord stoa stoa's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de stoav / m

  1. (filosofie) Griekse filosofische stroming van rond 300 v.Chr
     De herkomst ervan is de denkwereld van de Stoa, een filosofische stroming die rond 300 voor Christus in Griekenland opkwam.[2]
     De laatste tijd probeer ik te leven volgens de filosofie van de Stoa, door me niet druk te maken over dingen waar ik geen controle over heb. Dat betekent ook weer niet dat je lekker achterover mag leunen – je moet je vol inzetten voor alles waar je wél iets aan kunt doen. Daarom kocht ik een afvalgrijper via Bol.com.[3]
  2. (bouwkunde) gang met zuilen
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. stoa op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 4 oktober 2021 Weblink bron
    drs. J. Kruidenier
    “Kennismaken met filosofie” (26 februari 2010), Reformatorisch Dagblad
  3. Bronlink geraadpleegd op 4 oktober 2021 Weblink bron “‘Ik maakte een middagje schoon in de buurt en kreeg een boete van 95 euro’” (23 februari 2020), Het Parool