stijfkoppig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stijf·kop·pig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen stijfkoppig stijfkoppiger stijfkoppigst
verbogen stijfkoppige stijfkoppigere stijfkoppigste
partitief stijfkoppigs stijfkoppigers -

Bijvoeglijk naamwoord

stijfkoppig

  1. dat iemand niet flexibel is maar altijd blijft vasthouden aan zijn eigen ideeën
    • De stijfkoppige man kon niet op andere gedachten gebracht worden. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen