sticht
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sticht
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘klooster, bisdom’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1281 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sticht | stichten |
verkleinwoord | stichtje | stichtjes |
Zelfstandig naamwoord
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
stichten |
sticht
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord sticht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "sticht" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[6] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "sticht" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ sticht op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ sticht op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be