steunder

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

[1] steunder
Uitspraak
Woordafbreking
  • steun·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord steunder steunders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

steunder m [2]

  1. deel van een bouwwerk dat zaken op hun plaats houdt
     De vermoedelijk vijf weken oude katten hadden zich verschanst in een opening tussen het wegdek en een steunder van het viaduct.[3]
  2. iemand die iets of iemand aanbeveelt
     Maar de voorlichter van de gemeente laat weten dat een steunbetuiging bestaat uit een bezoek van de 'steunder' aan het gemeentehuis met zijn of haar paspoort en dat er door een speciale ambtenaar een steunbetuiging moet worden opgesteld voor deze persoon.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

48 % van de Nederlanders;
60 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. steunder op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink Weblink bron
    ZANDER LAMME
    “Viaductkittens veilig onder dak” (15 nov. 2019), De Telegraaf
  4. Bronlink Weblink bron “'Hoe hoog kun je de drempel maken voor de burger?'” (9 december 2017), Het Parool
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be