steriel
Uiterlijk
- ste·riel
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onvruchtbaar’ voor het eerst aangetroffen in 1724 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | steriel | sterieler | sterielst |
verbogen | steriele | sterielere | sterielste |
partitief | steriels | sterielers | - |
steriel
- zonder microbiële besmetting, heel schoon
- In het laboratorium moet men in een steriele omgeving werken.
- onvruchtbaar
- het steriele echtpaar kan geen kinderen krijgen.
1. zonder microbiële besmetting, heel schoon
- Het woord steriel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "steriel" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "steriel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be