stelde gelijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stel·de ge·lijk
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
gelijkstellen

stelde gelijk

  1. enkelvoud verleden tijd van gelijkstellen
    • Ik stelde gelijk. 
    • Jij stelde gelijk. 
    • Hij, zij, het stelde gelijk. 


Gangbaarheid