stegen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ste·gen

Werkwoord

vervoeging van
stijgen

stegen

  1. meervoud verleden tijd van stijgen
    • Wij stegen. 
    • Jullie stegen. 
    • Zij stegen. 

Zelfstandig naamwoord

de stegenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord steeg

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be