stationsgebied

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sta·ti·ons·ge·bied
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stationsgebied stationsgebieden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het stationsgebiedo

  1. stadsdeel rond een spoorwegstation
     Slechts de helft van het dak is bedekt met de panelen. "De andere helft van het dak is nog vrij en kan ook voorzien worden van zonnepanelen en ten dienste staan van het hele stationsgebied hier."[1]
     Utrecht heeft de cijfers nog eens goed bekeken en vastgesteld dat in 2015 door het stationsgebied en over het traject Houten-Utrecht circa 2000 wagons met brandbare gassen zijn vervoerd. Dat is drie keer zoveel als is toegestaan. Op trajecten waar zulke transporten helemaal niet zijn toegestaan, passeerden zo'n 1700 wagons met lpg.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron “Eerste energieneutrale parkeergarage in Nederland gaat open” (Maandag 13 november 2017, 09:12), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron
    Henrik-Willem Hofs
    “Utrecht wil snel minder gevaarlijke stoffen op het spoor” (Vrijdag 26 augustus 2016, 06:10), NOS