starogen

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • star·ogen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

starogen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
starogen
staroogde
gestaroogd
zwak -d volledig
  1. staren
  2. (figuurlijk) blindstaren, oogkleppen op hebben
     Achteruitkijkspiegels zijn zinvol, maar gevaarlijk als ze onze blik bevriezen en ons doen starogen op een fragment van een complexe geschiedenis, die ook nog eens doorloopt.[2]

Gangbaarheid

29 % van de Nederlanders;
53 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. starogen op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink Weblink bron
    ds. J. Belder
    “Column (ds. J. Belder): Wie geschiedenis van slavernij in beeld wil brengen, moet diep graven” (28-11-2017), Reformatorisch Dagblad
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be