stalker
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stal·ker
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘iem. die een ander onafgebroken lastigvalt’ voor het eerst aangetroffen in 1997 [1]
- uit het Engels
- Naamwoord van handeling van stalken met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stalker | stalkers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de stalker m
- iemand die iemand anders op een dwangmatige en hinderlijke wijze achtervolgt
- Niet zelden raken de doelwitten van stalkers geïsoleerd en getraumatiseerd, leven ze permanent in angst en raken ze gefrustreerd omdat niets lijkt te helpen. Ze ervaren de politie vaak als machteloos - ‘tja, hij mág bellen en voor het huis staan, dat is niet verboden’. Of ze hebben te maken met een jeugdzorg die voortdurend blijft aansturen op contact tussen - meestal - vader en kinderen, dreigementen en verbroken beloften ten spijt. Waar er twee vechten, hebben er twee schuld, is de gangbare redenering.[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord stalker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stalker" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "stalker" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ stalker op website: Etymologiebank.nl
- ↑ NRC Elsje Jorritsma 27 mei 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be