stalhouderij

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

stalhouderij
Uitspraak
Woordafbreking
  • stal·hou·de·rij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stalhouderij stalhouderijen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de stalhouderijv

  1. bedrijf dat paarden houdt
     Zeg aan de stalhouderij dat zij een paar paarden voor ons rijtuig moeten brengen, zei hij.[2]
     ,,Die hitte is voor de paarden niet te doen", zegt Kristine Schouwink, van de gelijknamige stalhouderij die al sinds jaar en dag de plezierritjes verzorgt. De tochten per paardentram vervallen in ieder geval donderdag. ,,En als het niet afkoelt, en daar lijkt het niet op, dan rijden we zaterdag ook niet", zegt Schouwink. Donderdag worden temperaturen van tegen de veertig graden voorspeld.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Anna Karenina” op Wikipedia (1877), G.A. van Oorschot op Wikipedia, ISBN 9789028276062
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 maart 2022 Weblink bron
    Bas Klaassen
    “Paardentram vanwege zinderende hitte even niet door de Deventer binnenstad” (23-07-2019), Tubantia