stageklas

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sta·ge·klas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stageklas stageklassen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de stageklasv

  1. klas waarin een pabo student stage loopt
    • Met die uitspraak zette een van mijn studenten de toon tijdens een discussie over ongelijkheid. De ‘neet’ was in dit geval het jonge kind met een migratieachtergrond dat over enkele weken weer in haar stageklas zou zitten. Ik geef namelijk les aan de leraren van morgen. O jawel, ze vond die ‘zwarte kindjes’ schattig en ze zou haar uiterste best doen om hen wat bij te leren, maar in haar achterhoofd was er toch altijd weer haar moeder die zei: ‘Neten worden…’ [1] 
    • Ook de toekomstige juffen op de Marnix Academie weten nu al dat ze korter willen werken als ze later kinderen krijgen. De vrouwelijke studenten willen vooral voorkomen dat hun kind straks twee ouders heeft met een voltijdbaan. „Ik vind het belangrijk dat er iemand is voor de kinderen, zegt Anouk Vlasblom. „In mijn stageklas zitten kinderen van wie de ouders altijd van huis zijn. Die zijn daar echt niet blij mee.” Vlasblom vindt het ook gewoon leuk om met kinderen om te gaan en ze te zien opgroeien. „Dus ik vind het helemaal niet erg om thuis te zijn.” [2] 
Synoniemen
  • klas waarin een pabo student stage loopt

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. De Standaard 21 MAART 2017 ‘Neten worden luizen’
  2. NRC Christiaan Pelgrim 27 januari 2018 Willen ze wel écht meer dagen werken?
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be