stafmedewerker

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • staf·me·de·wer·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stafmedewerker stafmedewerkers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de stafmedewerkerm

  1. (beroep) personeelslid dat niet rechtstreeks bezig is met de hoofdtaak van een organisatie, maar die leidinggevenden helpt bij het besturen daarvan
    • Het helpt ook niet dat de banken niet hun hoogste bazen afvaardigden, maar eerder hoge stafmedewerkers van de juridische afdeling. [1]

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen