stafbureau

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • staf·bu·reau
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stafbureau stafbureaus
verkleinwoord stafbureautje stafbureautjes

Zelfstandig naamwoord

het stafbureauo

  1. kantoor van het management van een organisatie
     Zes keer keer werd het personeel bedreigd met een wapen; dat waren er nog drie in 2014. Bij 43 overvallen werd er geen wapen gebruikt. Verder moest er 167 keer worden opgetreden vanwege vandalisme of graffiti, blijkt cijfers van het stafbureau Sociale Veiligheid van het GVB.[1]
     De ambities van de regering in 2011 logen er niet om: een driejarige (2013-2015) viering op nationaal, regionaal en lokaal niveau van 200 jaar Koninkrijk der Nederlanden. Een breed samengesteld ‘Nationaal Comité 200 jaar Koninkrijk’ met eigen budget, stafbureau en website ging voortvarend aan de slag. Het legde de lat hoog en formuleerde als doelen "bewustwording van het Nederlands democratisch bestel, kennis van de rechtsstaat en de grondwet en bevordering van de saamhorigheid in Nederland". Sponsors uit het bedrijfsleven stroomden toe.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron “Meer ernstige incidenten bij Amsterdams vervoersbedrijf” (Woensdag 2 maart 2016, 12:06), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron “Viering 200 jaar koninkrijk heeft vele gezichten” (Zaterdag 18 april 2015, 12:44), NOS