stabiliseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sta·bi·li·seert

Werkwoord

vervoeging van
stabiliseren

stabiliseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stabiliseren
    • Jij stabiliseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stabiliseren
    • Hij stabiliseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van stabiliseren
    • Stabiliseert!