spurrie

Nederlands

gewone spurrie (Spergula arvensis)

Uitspraak

• Geluid:  spurrie    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• spur·rie

Woordherkomst en -opbouw

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	spurrie
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de spurrie v / m

1. (bloemplanten) een geslacht Spergula  van op muur gelijkende planten uit de anjerfamilie (Caryophyllaceae ) die worden gebruikt als veevoeder

Hyperoniemen

• anjerfamilie, zaadplanten, 'nieuwe' tweezaadlobbigen, bedektzadigen, landplanten, planten

Hyponiemen (in taxonomische zin)

• gewone spurrie, heidespurrie, vijfhelmige spurrie

Verwante begrippen

• gerande schijnspurrie, korenschijnspurrie, rode schijnspurrie, schijnspurrie, zilte schijnspurrie

Hyponiemen

• waterspurrie

Afgeleide begrippen

• spurrie-uil, spurrieboter, spurrieknol, spurrieland, spurrieveld, spurriezaad

Vertalingen

    1.   

Engels: spurrey (en)

Spaans: esparcilla gigante (es) m

Gangbaarheid

• Het woord spurrie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spurrie" herkend door:

16 %	van de Nederlanders;
17 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.