spuitwerk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spuit·werk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van spuit en werk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spuitwerk | spuitwerken |
verkleinwoord | spuitwerkje | spuitwerkjes |
Zelfstandig naamwoord
het spuitwerk o
- opgespoten verf of lak
- De fietsfabriek van Batavus biedt een intrigerende combinatie van technologie en ambachtelijk handwerk. Montage, stickers plakken en een deel van het lak- en spuitwerk worden nog met de hand gedaan. Maar tien meter verder staat een nieuwe spaakmachine, die spaken automatisch in de naaf `schiet'. En weer een eindje verder is de `lakrobot' in bedrijf, een spuitinstallatie die als de vliegende draken in The Lord of the Rings neerduikt op fietsframes om de moeilijke hoekjes nog even bij te lakken. [1]
Gangbaarheid
- Het woord 'spuitwerk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spuitwerk" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ NRC Hans van Laarhoven 7 mei 2004
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be