spuisluis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Spuisluis van de Blankenbergse Vaart te Blankenberge
Uitspraak
Woordafbreking
  • spui·sluis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spuisluis spuisluizen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de spuisluisv / m

  1. een sluis bedoeld om binnenwater te spuien en buitenwater te keren
    • Even over de Friese grens zouden we in Munnekezijl kunnen kijken naar een prachtig kunstwerk van de Provinciale Waterstaat. Het is De Schans, een brug met een spuisluis die ook als noodwaterkering dienst kan doen en hier in 1882 is gebouwd. Het is een indrukwekkend en esthetisch zeer verantwoord stukje waterstaatskunst, waaraan vooral het goed verzorgde metselwerk opvalt. [2] 
    • Na lang aandringen bij het district Berendrecht-Zandvliet-Lillo zijn de bevoegde diensten overgegaan tot het nazicht van de spui aan de achterzijde van de haven van Lillo. De schuif van de spuisluis, die water in en uit de vestinggracht laat lopen, moet worden vernieuwd.[3] 
    • Door nu de deuren van de spuisluizen bij aankomend vloedgetijde eventjes open te zetten, kunnen de visjes van de Waddenzee onder vrij verval het IJsselmeer in zwemmen.[4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

52 % van de Nederlanders;
36 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Zaal, Rik
    Heel Nederland: Groningen [2009] ISBN 978-90-295-7200-2 pagina 394
  3. de Standaard 24 APRIL 2014 sdl
  4. Volkskrant Rene Didde 21 oktober 2014
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be