spuien
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spui·en
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘lozen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1828 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
spuien |
spuide |
gespuid |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
spuien
- overgankelijk (waterbeheer) overtollig water weg laten vloeien
- Bij eb wordt hier veel polderwater gespuid.
- overgankelijk overdrachtelijk opgekropt ongenoegen uiten
- Hij spuide al zijn gram over de recente wijzigingen.
Zelfstandig naamwoord
spuien mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord spui
Gangbaarheid
- Het woord spuien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "spuien" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Waterbeheer in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 91 %