spreekcel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spreek·cel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spreekcel spreekcellen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de spreekcelv / m

  1. kleine afgesloten, geluiddichte ruimte waarin met ongestoord kan spreken of telefoneren
     Advocate Maartje Schaap heeft woensdag in de rechtbank in Assen in een spreekcel vastgezeten met een cliënt. De parketpolitie reageerde niet op de spreekknop en de noodknop die advocaten tot hun beschikking hebben.[2]
     De nieuwe zender gaat onder meer gebruik maken van nieuws dat op de redacties van het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant wordt verzameld. Op beide redacties komt een zogenaamde spreekcel om nieuwsberichten in te kunnen spreken.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

74 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Advocate vast met agressieve cliënt” (26 mei 2016), De Telegraaf
  3. Bronlink Weblink bron “Noordelijke kranten beginnen regionaal radiostation” (03-01-2006), Reformatorisch Dagblad
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be