sprakeloosheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spra·ke·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sprakeloosheid -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de sprakeloosheidv

  1. de hoedanigheid waarin men door een hevige emotie niet in staat is om te spreken.
    • Na het winnen van 14 miljoen euro in de loterij was de sprakeloosheid bij Willem groot. 

Gangbaarheid