sprakeloosheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spra·ke·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van sprakeloos met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sprakeloosheid | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de sprakeloosheid v
- de hoedanigheid waarin men door een hevige emotie niet in staat is om te spreken.
- Na het winnen van 14 miljoen euro in de loterij was de sprakeloosheid bij Willem groot.
Gangbaarheid
- Het woord sprakeloosheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.