sporttak

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sport·tak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sporttak sporttakken
verkleinwoord sporttakje sporttakjes

Zelfstandig naamwoord

de sporttakm

  1. deel van een organisatie dat zich richt op vrijetijdsbesteding in de vorm van lichaamsbeweging
    • Porsche is de sporttak van het Volkswagenconcern. 
    • Fiamma is de sporttak van de neofascistische partij. [1]
  2. (sport) sport of groep van aan elkaar verwante sporten, gezien als deel van het geheel van sporten
    • Atletiek is de grootste olympische sporttak zowel qua aantal sporters als qua aantal sportonderdelen. 
    • Het wielrennen, de populairste sporttak in Vlaanderen, floreert zoals nooit tevoren. [2]
Synoniemen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen