sportloopbaan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sport·loop·baan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sportloopbaan sportloopbanen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de sportloopbaanv / m

  1. het beloop van iemands leven als sporter
     De 33-jarige Femke Dekker nam bij de EK afscheid van haar sportloopbaan met de zesde plaats in de dubbelvier. Dekker deed drie keer mee aan de Olympische Spelen. De kopvrouw van Nereus won in Peking in 2008 zilver met de acht.[1]
     Na zijn sportloopbaan was hij als coach betrokken bij veelvuldige medaillewinnaars, waaronder Louise Sauvage.[2]
Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Vijf paralympiërs in Hall Of Fame” (28-08-2012), NOS