sportiviteit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spor·ti·vi·teit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sportiviteit sportiviteiten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de sportiviteitv

  1. (sport) het naleven van de geschreven en de ongeschreven regels die bij een sport horen
    • Een respondent spreekt de hoop uit dat de dames ’normaal’ blijven en dat het damesvoetbal niet verpest wordt door groot geld en divagedrag. Bijna zestig procent vreest dat de sportiviteit zal afnemen wanneer het grote geld zijn intrede doet.[1] 
  2. het uiterlijkhebbend van een sportmodel
    • Design en sportiviteit moet veel belangrijker worden voor Kia. De fabrikant lanceerde reeds de fraaie Stinger, maar heeft nog veel meer in het vat zitten. Dit studiemodel dus, dat op 12 september op de IAA in Frankfurt wordt onthuld.[2] 
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. de Telegraaf 08 aug. 2017
  2. de Telegraaf REMCO SLUMP | AUTOVISIE 30 aug. 2017
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be