sportclub
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sport·club
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van sport en club
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sportclub | sportclubs |
verkleinwoord | sportclubje | sportclubjes |
Zelfstandig naamwoord
- vereniging tot beoefening van sport. Voorbeelden zijn een voetbalclub, wielerclub, zwemclub en wandelclub.
Gangbaarheid
- Het woord sportclub staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sportclub" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be