sportakkoord
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: sportakkoord (hulp, bestand)
- IPA: / ˈspɔrtɑˌkort / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- sport·ak·koord
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van sport zn en akkoord zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sportakkoord | sportakkoorden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het sportakkoord o
- (politiek) afspraak tussen overheden en soms ook sportorganisaties over wat zij zullen doen om gezamenlijke doelstellingen te bereiken op het gebied van lichaamsbeweging als vermaak
- Het douceurtje voor de sportbonden is het resultaat van het kabinetsvoornemen een nationaal sportakkoord te sluiten. Dat is een wens van de Sportraad, het vorig jaar ingestelde adviesorgaan voor sportzaken. Zo’n akkoord moet versnippering van sportbeleid tussen de diverse ministeries en de gemeenten voorkomen. [1]
- Oost-Duitsland heeft tot nu toe, behalve in een onlangs gesloten sportakkoord, altijd absoluut geweigerd om de Westduitsers in belangrijke taken te laten spreken voor West-Berlijn. met de redenering dat deze stad geen deel uitmaakt van West-Duitsland. [2]
Gangbaarheid
- Het woord 'sportakkoord' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Stouwdam, H.NOC*NSF spint van genoegen bij 161 miljoen (11 oktober 2017) op website nrc.nl; geraadpleegd 2019-09-18
- ↑ "DDR „sust” Bonn met concessies" in: De Telegraaf (22 mei 1974); p. 9 kol. 3; geraadpleegd 2019-09-18
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Politiek in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal