spookburger

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spook·bur·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spookburger spookburgers
verkleinwoord spookburgertje spookburgertjes

Zelfstandig naamwoord

de spookburgerm

  1. iemand die geen adres heeft en daardoor onbereikbaar is voor de overheid, vaak gaat het om een dakloze
    • Doordat de gemeente kosten wilde besparen kreeg de dakloze man geen adres en werd deze een spookburger. 
  2. het op een ander adres wonen dan iemand ingeschreven staat