spitzen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spit·zen
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

spitzen mv

  1. (schoeisel) schoenen voor ballerina's van zeer soepel materiaal met een verstevigde zool en punt
    • Hij had een sterke voorkeur voor zeer slanke danseressen met lange ledematen en een klein hoofd: mannequins op spitzen. [1]
    • Bij de ballet-oefeningen, welke blijk gaven van goede training en ernstige studie, sloot zich een keurig en gracieus op spitzen gedanst „Pizzicato" aan. [2]
Hyperoniemen

Zelfstandig naamwoord

de spitzenmv

  1. verouderde spelling of vorm van spitsen tot 1805

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
49 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen